Dossier "Routegeleiding en contrasten in gebouwen"

Toegankelijkheid Publieke Gebouwen

Dossier "Routegeleiding en contrasten in gebouwen"
Januari 2014

Routegeleiding en contrasten in de kijker

In deze nieuwsbrief focussen we op een aantal punten die van belang zijn voor een goede uitvoering van routegeleiding en contrasten.

 

Het aanbrengen van een goede routegeleiding en goede contrasten zijn een noodzaak opdat slechtzienden en blinde personen zich veilig kunnen verplaatsen. Bovendien bevorderen ze de veiligheid en de intuïtieve bruikbaarheid van een gebouw of een omgeving voor iedereen.
Als concreet voorbeeld bespreken we hoe je contrasten en waarschuwingsmarkeringen bij trappen kan toepassen.

 

De Vlaamse verordening toegankelijkheid doet ook een uitspraak over routegeleiding in publieke gebouwen. We bekijken wat in de verordening opgenomen is.

Waarom routegeleiding en contrasten voorzien?

Om ons te oriënteren zijn we sterk aangewezen op alles wat we aan de hand van onze zintuigen waarnemen. Het visuele aspect vormt hierbij een belangrijk gegeven.

 

Door het ontbreken van het zicht of een beperkt zicht, zijn blinden en slechtzienden aangewezen op andere aspecten die hen kunnen ondersteunen bij het oriënteren. Ze doen hiervoor beroep op andere zintuigen zoals de tast of het gehoor of op het beperkt restzicht. Het toepassen van routegeleiding en contrasten in gebouwen is dus essentieel en zorgt ervoor dat blinden en slechtzienden zich makkelijk kunnen oriënteren en vlot kunnen navigeren in een gebouw.

 

Een goede routegeleiding zorgt er ook voor dat er logische routes ontstaan die de leesbaarheid van ruimten bevorderen voor iedereen. Het ondersteunt de oriëntatie en het eenvoudig zien waar je naar toe moet.


Ook door bewust om te gaan en het principe van ‘contrastwerking’ toe te passen, kan je op een eenvoudige manier sterk bijdragen tot een intuïtieve leesbaarheid en bruikbaarheid van gebouwen door iedereen.

Hoe oriënteren blinden en slechtzienden zich in een gebouw?

Blinden kunnen enkel de tast en het gehoor inzetten om zich te oriënteren en te verplaatsen.

 

Slechtzienden kunnen bijkomend ook afgaan op het resterende zicht, waardoor contrasten een belangrijke rol spelen om de leesbaarheid van een gebouw of omgeving te vergroten.

 

Blinden, maar ook heel wat slechtziende personen, gebruiken een taststok als hulpmiddel om hindernissen op hun weg te detecteren en zich zo aan de hand van gids- en geleidelijnen te verplaatsen. Ze bewegen de taststok van links naar rechts over de grond om obstakels te detecteren. Het tikkende geluid van de stok helpt hen om ook auditief signalen op te vangen.

 

Dit is niet eenvoudig. Daarom leren personen met een visuele beperking de belangrijkste looproute(s) in hun omgeving en in gebouwen waar ze veel komen aan.  Dit gebeurt aan de hand van herkenningspunten, bijvoorbeeld als je na de toegang dadelijk de muur naar links volgt  dan bereik je de balie,  en de aanwezige aspecten van routegeleiding.

 

Een duidelijk herkenbare geleiding doorheen het gebouw is dus altijd belangrijk, aangevuld met tactiele informatie (braille, tactiel plan, tactiele waarschuwingsmarkeringen … ) en auditieve informatie (auditieve verdiepingsaanduiding in de lift …).

 

Routegeleiding, een aaneengesloten geheel van gids- en geleidelijnen

Routegeleiding bestaat het best uit een combinatie van natuurlijke gidslijnen en kunstmatige geleiding. In een buitenomgeving zijn we al meer vertrouwd met deze elementen, maar ook binnen in een gebouw moet dit toegepast worden.

Wat zijn gids- en geleidelijnen en hoe breng ik ze aan?

In een binnenomgeving gaat de voorkeur altijd uit naar het gebruik van natuurlijke gidslijnen. Deze worden gevormd door wanden in gangen, plinten en randen, leuningen, deuren …. Ze zijn op grondniveau voelbaar (0-10 cm van de grond). Ze vormen een obstakelvrije en bij voorkeur rechtlijnige en ononderbroken route.

 

Voor slechtziende personen is het belangrijk hierbij ook een verhoogde ondersteuning op visueel vlak te geven, zoals contrastmarkeringen op trappen, contrasten tussen de vloer en de wanden, contrasterende deurkaders  …

 

Wanneer natuurlijke gidslijnen niet continu in elkaar doorlopen, en de situatie niet voldoende duidelijk is, moet er bijkomende kunstmatige geleiding toegevoegd worden. Deze kunstmatige geleiding is tactiel, zodat ze met een taststok of door aanraking kan worden waargenomen. Ze bestaat uit:

  • Geleidelijnen
  • Waarschuwingsmarkeringen
  • Informatiemarkeringen (deze worden slechts af en toe binnen gebruikt)

Let wel, voor het gebruik van deze kunstmatige geleiding gelden vastgelegde regels, zodat een persoon met een visuele beperking dit op elke locatie op eenzelfde manier kan gebruiken om zich te oriënteren.

 

Geleidelijnen geven de looprichting aan en worden gevormd door stoken van 60 cm breed in ribbelprofiel.

  • Best worden ze uitgevoerd in een contrasterende kleur met de omliggende vloer.
  • Er is een duidelijk met de voet voelbaar verschil in textuur met de omliggende vloer of bestrating.
  • De groeven zijn breder dan de ribbels.
  • De assen van de geleidelijnen sluiten loodrecht op elkaar aan.
  • Bij aansluiting op natuurlijke gidslijnen is er een overlapping van 1,20 m.
  • Bij een onderbreking van een natuurlijke gidslijn groter dan 3,00 m, moet er altijd een geleidelijn worden aangelegd.

Geleiding naar de toegang en van de toegang naar de balie.  afmetingen van een geleidelijn

Kunstmatige geleidelijnen

De Vlaamse regelgeving toegankelijkheid geeft aan dat het traject naar de publiek toegankelijke delen in een gebouw met gids- of geleidelijnen moet aangegeven worden.

Lees in art. 13 van de regelgeving meer over routegeleiding
 

Concrete aanbevelingen en principes voor routegeleiding zijn opgenomen in het ‘Vademecum toegankelijk publiek domein’. In dit vademecum zijn de principes uitgelegd voor de toepassing in buitenruimten (publiek domein). De aanbevelingen in dit vademecum kunnen grotendeels ook voor binnenroutes toegepast worden. Het materiaal en de manier van uitvoering kan echter verschillen.
Lees het ‘Vademecum toegankelijk publiek domein’ (pagina 30 – 38). (nieuw venster)

 

In het handboek stonden we ook al stil bij de toepassing van routegeleiding in binnenruimten.
Lees meer over natuurlijke en kunstmatige geleiding

 

Contrastwerking, een ondersteuning voor de leesbaarheid van gebouwen

Kleuren en materialen kunnen op verschillende vlakken een ruimtelijke invloed hebben. Door bewust het principe van ‘contrastwerking’ toe te passen, kan je op een eenvoudige manier sterk bijdragen tot een intuïtieve leesbaarheid en bruikbaarheid van gebouwen.

 

Contrastwerking bevordert ondermeer:

  • de algemene oriëntatie in de ruimte (wayfinding);
  • de herkenning en de leesbaarheid van ruimten;
  • het verbeteren van de zichtbaarheid en de traceerbaarheid van elementen en functies;
  • het welbevinden en het gedrag van een persoon.

 

Contrastwerking kan je realiseren door materiaalcontrasten (andere textuur, akoestische kwaliteit …) of door kleurcontrasten.

  • Materiaalcontrasten dragen bij tot de algemene leesbaarheid van ruimten (verschillende sferen, zones) en voor slechtzienden en blinden ondersteunen ze de geleiding (tactiel). Het kan zowel een continuïteit (looproute …) als een grens aangeven.
  • Kleurcontrasten dragen bij tot de begrijpbaarheid en structuur van een gebouw. Het kan de herkenbaarheid van ruimtes, elementen in het gebouw, signalisatie … en daarbij de oriëntatie vergroten.

Wat is een goed contrast?

Wat een goed contrast is, is afhankelijk van persoon tot persoon. Het komt er op neer dat er een voldoende groot verschil moet zijn in textuur, kleur of tint, lichtintensiteit, akoestiek enz.


Materiaalcontrasten zorgen voor een herkenbaarheid.

 

Door andere materialen of andere plafondhoogten te gebruiken in verschillende delen van een gebouw, krijgen ruimten een akoestische herkenbaarheid. Dit draagt bij aan de echolokalisatie, een techniek gebruikt door sommige blinden om zich te oriënteren.

 

Tactiele contrasten of tastcontrasten helpen om routes of ruimten te herkennen. Zo vormt de overgang tussen gras en een verhard pad, het gebruik van andere vloermaterialen zoals zachte linoleum in de klas en harde tegels in de gang … een “natuurlijk contrast”. Een kunstmatig contrast kan een aangelegde geleidelijn zijn om een belangrijke route aan te geven zoals de weg naar de balie.

een materiaalcontrast tussen het materiaal van het pad en het omliggende gras

Een voorbeeld van de toepassing van materiaalcontrasten: Begrens een pad in een open ruimte door een ander materiaal (vb. gras).

 

Om kleurcontrasten toe te passen, moet het gebruik van kleur steeds bekeken worden in relatie tot het lichtniveau, andere kleuren in de nabijheid, het gebruikte materiaal en het psychologische effect van de kleur.

 

Een kleur bestaat uit een ‘tint’ (rood, geel, groen …) en ‘intensiteit’. De kleurintensiteit of helderheid is de sterkte van de kleur (gradatie van donker naar licht). Halverwege de gradatie is dit het sterkst. Aan de uiteinden krijg je zwart (helderheid van 0) of wit (helderheid van 100).

 

Om een goed contrast te bekomen tussen twee kleuren, is een verschil in intensiteit van 30 punten aan te bevelen. Om na te gaan of er voldoende contrast is tussen twee kleuren, zet je de kleuren om naar grijswaarden of maak je een zwart-witkopie. Indien de tekst of het beeld dan nog voldoende leesbaar is, zijn de gekozen kleuren voldoende contrasterend.

 

De kleurintensiteit

De kleurintensiteit op een schaal van 100 tot 0: een gradatie van licht naar donker.

 

Om te weten wat een goed contrast is, zet je de kleuren om in grijswaarden.

Om te weten wat een goed contrast is, zet je de kleuren om in grijswaarden.

 

Welke kleuren niet gebruiken?
Vermijd reflecterende of felle kleuren en het gebruik van glanzende oppervlakken. Dit kan sterk reflecterend zijn in combinatie met veel licht waardoor het contrast verdwijnt.

 

Gebruik geen donkere kleuren voor bv. deurbladen of de vloer van de liftkooi. Slechtzienden zien dit als een ‘opening’ en lopen zo het risico om tegen de deur te botsen of het gevoel te hebben in een put te stappen.

 

Vermijd bepaalde combinaties zoals:

  • Rood/groen: veel personen kunnen deze kleuren niet onderscheiden (kleurenblind)
  • Geel/wit - grijs/wit: dit geeft een te beperkt contrast
  • Blauw/geel: een zeer kleine groep kan het onderscheid tussen blauw en geel moeilijk maken
  • Zwart/wit: dit kan een verblindende werking hebben, afhankelijk van bijvoorbeeld de lichtinval. Let op, dit is zeer afhankelijk van persoon tot persoon

 

Deze Ishiharatest toont hoe personen de combinatie van rood/groen zien. Links geeft weer hoe personen zonder kleurenblindheid dit zien. Rechts geeft aan hoe kleurenblinden dit zien.

Deze Ishiharatest toont hoe personen de combinatie van rood/groen zien. Links geeft weer hoe personen zonder kleurenblindheid dit zien. Rechts geeft aan hoe kleurenblinden dit zien.

 

Voorbeelden van de toepassing van kleurcontrasten zijn:

  • Voer gelijkaardige functies, elementen uit in eenzelfde kleur. Zo kan het sanitair bijvoorbeeld op elke verdieping in eenzelfde kleur voorzien worden … Combineer kleurgebruik wel altijd met een pictogram, een cijfer of een letter, of tekst.
  • Voer bepaalde elementen uit in een contrasterende kleur ten opzichte van hun omgeving: plinten, deuromlijsting, verlichtingsknoppen, meubilair, sanitaire toestellen …

 

Door plinten en deurkaders in een contrasterende kleur te voorzien, krijgt de gang structuur.Door plinten en deurkaders in een contrasterende kleur te voorzien, krijgt de gang structuur.

Door plinten en deurkaders in een contrasterende kleur te voorzien, krijgt de gang structuur.

 

Een ruimte krijgt diepte als de vloer duidelijk te onderscheiden is van de wanden.

Een ruimte krijgt diepte als de vloer duidelijk te onderscheiden is van de wanden.

 

De uitvoering van contrasten en waarschuwingsmarkeringen bij trappen

Bij een goede trap is de vormgeving én de afwerking van belang. Zorg bij de uitvoering voor:

  • contrast met de omgeving;
  • contrast op de treden;
  • verdere ondersteuning van de contrastwerking van trappen;
  • een waarschuwingsmarkering bovenaan om te waarschuwen voor het gevaar van de dalende trap.

Contrast met de omgeving

Een goed contrast met de omgeving (met de wanden en plafonds) is altijd gewenst. De trap kan bijvoorbeeld in hetzelfde materiaal of in dezelfde kleur als de looproute uitgevoerd worden, zodat de looproute visueel verder gezet wordt.

 

De trap contrasteert met de omgeving

De trap is door zijn kleur duidelijk herkenbaar in de omgeving.

Contrast op de treden

Contrastwerking en contrastmarkeringen op het oppervlak van de treden (door vb. contrasterende strips) zorgen ervoor dat de diepte van de treden beter ingeschat kan worden.

 

Plaats altijd markeringen ter hoogte van de onderste en bovenste trede en op de bordessen. Zo kunnen het verloop van de trap, het bereiken van een tussenbordes of de aankomst in een gang of ruimte beter ingeschat worden.


De contrasterende strip is egaal van kleur. Gebruik geen fluorescerende kleuren (verblinding door belichting!) of rood voor de contrasterende strip.

 

Belangrijk is ook dat de markering doorloopt over de volledige breedte van de trede. Ze is best +/- 7cm en wordt aangebracht op het horizontale gedeelte van de traptrede, nl. op de trapneus.

 

Op plaatsen waar de lichten gedoofd worden of duisternis gevraagd is, is het belangrijk altijd  contrasterende waarschuwingsstrips of -stroken aan te brengen. Ook hier verlichting of fluorescerende stroken aanbrengen op de traptreden, zoals in bioscoopzalen of musea verhogen de veiligheid voor iedereen.

 

   Contrasten op de treden

Contrasterende stroken op de eerste en laatste treden en ter hoogte van de bordessen. Verlichting als extra signalisatie van de eerste en laatste treden en het bordes.

Contrasten verder ondersteunen

Gebruik van contrast beperkt zich niet tot de treden. Een contrasterende trapleuning bevordert eveneens de zichtbaarheid.

 

De leuning contrasteert met de wand

De leuning contrasteert met de wand.

Waarschuwingen voor een dalende trap

Gids- of geleidelijnen kunnen routes aangeven waarop minder evidente of zelf gevaarlijke punten voorkomen zoals een trap. Een tactiele waarschuwingsmarkering waarschuwt op deze punten voor gevaar.

 

In publieke gebouwen zoals stationsgebouwen, luchthavens, scholen, winkels … worden trappen altijd uitgevoerd met waarschuwingsmarkeringen zodat ze geen gevaar vormen voor blinden en slechtzienden.

 

Ze worden altijd bovenaan de trap geplaatst. Is er aansluitend een geleidelijn, dan wordt deze loodrecht op de waarschuwingsmarkering aangelegd.

 

Een waarschuwingsmarkering wordt gevormd door stroken van 60 cm diep met een geschrankt noppenpatroon. Een voetganger maakt namelijk stappen van gemiddeld +/- 60cm.

  • De noppen liggen ca. 0,5cm boven de omliggende vloer of bestrating. Door de noppen is er een duidelijk voelbaar verschil in textuur.
  • Ze hebben optimaal een contrasterende kleur ten opzichte van de omliggende vloer.
  • De stroken zijn even lang/ breed als de gevarenzone waarvoor gewaarschuwd wordt.
  • Deze waarschuwingsmarkering ligt op 60 cm afstand van het gevaar, vb een rand of een trede.

 

Detail van een waarschuwingsmarkering in kunststof  Maatvoering van een waarschuwingsmarkering.

Een detail van de waarschuwinsmarkering.

 

Belangrijk is dat de waarschuwingsmarkering de volledige breedte van de trap omvat, zodat er geen gevaar is om alsnog door een opening foute informatie te krijgen.

De uitvoering van een waarschuwingsmarkering bij een trap tussen 2 wanden.  De uitvoering van een waarschuwingsmarkering bij een open trap.

De uitvoering van waarschuwingsmarkeringen bij trappen.

 

De uitvoering van de noppen kan in verschillende materialen gebeuren zoals inox of kunststof. De hechting of de bevestigingswijs is een belangrijk aandachtspunt.

Uitvoering van een waarschuwingsmarkering in kunststof.   Uitvoering van een waarschuwingsmarkering in inox

Uitvoeringen van waarschuwingsmarkeringen binnen in verschillende materialen.

 

Nieuwe faq's

Volgende faq’s zijn interessant om na te lezen:

 

In beeld ... hoe het niet moet!

foto van een blooper: een auto die geparkeerd staat op de geleidelijnDe website www.toegankelijkgebouw.be geeft met de regelgeving en het handboek een goede houvast aan ontwerpers. Maar zoals hier te zien, loopt het vaak nog fout.

 

Deze foto toont een auto die geparkeerd staat op de geleidelijnen. Geleidelijnen maar ook natuurlijke gidslijnen (wand in een gang …) moeten steeds vrij blijven van obstakels (vuilbak, kar, auto, fiets, stoel …). Enkel zo kan een blinde of slechtziende persoon zijn weg goed vinden in de gebouwde omgeving.

 

Weet jij wel een mooi voorbeeld van een toegankelijk gebouw? Wil je dit ontwerp in de schijnwerpers plaatsen als een goed voorbeeld van een toegankelijk gebouw? Laat het ons dan weten!

 

Ga naar het contactformulier

Enter vzw - Belgiëplein 1 - 3510 Hasselt
Tel.: (011) 26 50 30 - Fax: (011) 87 41 39
E-mail:
info@entervzw.be
 

Logo's Enter vzw en Cel Gelijke Kansen

Colofon
Dit dossier hoort bij de gratis nieuwsbrief die wordt uitgegeven door het Vlaams Expertisecentrum Toegankelijkheid, Enter vzw, in opdracht van Gelijke Kansen in Vlaanderen. Als uitgever doen we er alles aan om de correctheid van de aangeboden informatie te verzekeren.
Stelt u toch iets vast dat niet juist is of onvolledig, laat het ons dan weten via info@entervzw.be. Alvast  hartelijk dank!

De uitgever is niet verantwoordelijk voor oneigenlijk gebruik door derden.
Indien u deze nieuwsbrief niet meer wil ontvangen, kan u zich via deze link uitschrijven: uitschrijven