Hoewel we spreken over de ‘nieuwe regelgeving’ maakte toegankelijkheid reeds langer deel uit van bestaande regelgeving inzake Ruimtelijke Ordening.
- De Federale wet van 17 juli 1975 betreffende de toegang van personen met een handicap tot gebouwen toegankelijk voor het publiek. Deze wetgeving bepaalde dat voor welbepaalde publieke gebouwen slechts een stedenbouwkundige vergunning uitgereikt mag worden wanneer voldaan wordt aan welbepaalde toegankelijkheidseisen
- Het Decreet van 18 mei 1999 betreffende de organisatie van de ruimtelijke ordening waarin twee artikels uitspraken doen met betrekking tot toegankelijkheid:
- Art. 54: toegankelijkheid van publieke gebouwen kan geregeld worden in een stedenbouwkundige verordening
- Art. 100: vergunning wordt geweigerd wanneer niet voldaan wordt aan de regels inzake toegankelijkheid.
- De inhoud van deze artikels werd tevens overgenomen in Vlaamse codex.
- Het Decreet van 28 mei 2004 vermeldt in de dossiersamenstelling onder art. 16, 2°, c de verplichting om een toegankelijkheidsmotivering toe te voegen. Met de harmonisering naar de omgevingsvergunning is dit besluit vervallen, maar blijft de toegankelijkheidstoelichting een verplicht onderdeel van het dossier. Dit is opgenomen in het addendum over de verantwoordingsnota bij de omgevingsvergunning, en toe te voegen als ‘bijlage B26’
‘ een beschrijving van de ruimtelijke context van de geplande werken, meer bepaald: als het een gebouw betreft dat geheel of gedeeltelijk toegankelijk is voor het publiek: de al niet vergunningsplichtige voorzieningen om integrale toegankelijkheid te bereiken voor de personen met verminderde beweeglijkheid. Besteed daarbij bijzondere aandacht aan de voorzieningen die verder gaan dan de wettelijk vastgelegde normen.’
De nieuwe stedenbouwkundige verordening is vanuit deze insteek ingebed in het bestaande vergunningsbeleid (Ruimtelijke Ordening).