Het realiseren van een goede toegankelijkheid van gebouwen stopt niet bij de organisatie van de toegangswegen, gangen en deuren.
Bij het ontwerp- en bouwproces dient niet alleen de nodige aandacht besteed te worden aan de structurele basismaten van een ruimte, maar ook aan de inrichting en het gebruik ervan.
We moeten immers aan een tafel kunnen zitten, een boek uit een rek kunnen halen, een balie gebruiken, een bankautomaat bedienen en nog zoveel meer. Om deze activiteiten te kunnen uitvoeren, hebben we ruimte nodig die ons toelaat om op een veilige en ergonomische wijze te handelen.
Deze ruimte moet vanaf de start structureel (in elke functieruimte) ingepland worden. Als de maatvoering of vormgeving van een functieruimte geen marge toelaat, is ze beperkt in gebruik.
Er zijn drie ruimtelijke aspecten waarmee men rekening dient te houden:
- Ruimte om inrichtings- of bedieningselementen te plaatsen: een tafel, een kast, een ontvangstbalie, een automaat, een (tijdelijk) infobord,…
- Ruimte om inrichtings- of bedieningselementen te gebruiken: voor een geldautomaat moet je kunnen plaatsnemen, aan een bureautafel moet je kunnen zitten en werken, rond een infobord moet je ruimte hebben om het te bekijken en te lezen,…
- Circulatieruimte: we hebben vrije ruimte nodig om ons langs en tussen inrichtingselementen te kunnen verplaatsen: van de deur naar de werktafel, van de inkomhal naar de balie,… De minimale breedte van deze ruimte is steeds afgestemd op de bepalingen met betrekking tot punt- en lijnversmalling van een (loop)route.
Lees de aanbevelingen voor (loop)routes.
Gebruik maken van inrichtings- of bedieningselementen
Om een inrichtings- of bedieningselement te gebruiken, moeten we ons verplaatsen, rechtsomkeer kunnen maken of van richting veranderen.
Een persoon die gebruik maakt van een hulpmiddel (wandelstok, rolstoel,…) zal vaak complexere handelingen moeten verrichten. Ze hebben immers ruimte nodig voor zichzelf én voor het hulpmiddel.
Ook als we spullen bij ons dragen of met verschillende personen op dezelfde plek eenzelfde taak moeten uitvoeren, is meer ruimte nodig om op een comfortabele manier een inrichtings- of bedieningselement te gebruiken.
Ter hoogte van elk inrichtings- of bedieningselement wordt daarom best een vrije draairuimte voorzien. Is dit praktisch niet mogelijk, zorgt er dan voor dat een vrije draairuimte op minimaal één plek in de ruimte voorzien wordt.