Zodra een aanvraag valt onder het toepassingsgebied overeenkomstig artikel 2 tot en met 10 van dit besluit, wordt in de vergunning zelf opgenomen dat de bepalingen inzake toegankelijkheid, zoals omschreven in hoofdstuk 3 van dit besluit, nageleefd dienen te worden. Er wordt bij deze vergunningen voortaan dus expliciet verwezen naar deze normen.
Dit heeft als voordeel dat ook zaken die door de architect moeilijk op plan kunnen worden aangeduid, onder het toepassingsgebied van de verordening vallen. Hierbij kan gedacht worden aan de vorm van trapleuningen, de plaatsing van sanitaire toestellen, het voorzien van gids- en geleidelijnen en dergelijke. Dit zijn zaken die stedenbouwkundig niet vergunningsplichtig zijn, nog niet vastliggen op het ogenblik dat de stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd en in de loop van het bouwproces kunnen wijzigen.
Via artikel 11 wordt bijgevolg voldoende soepelheid geschapen om zowel tijdens het bouwproces als nadien, tijdens het gebruik van het gebouw, niet vergunningsplichtige wijzigingen aan het gebouw te kunnen aanbrengen, zolang de toegankelijkheidsnormen gerespecteerd worden.