Verder Bladeren
Naar Top
Terug Bladeren
 
 
 

Afdeling II: Bepalingen met betrekking tot looppaden naar constructies en naar de daarin gelegen vertrekken

 
 
 

Art. 14

De breedte van een looppad dat zich niet tussen binnenmuren bevindt en dat niet valt onder de bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 1997 houdende vaststelling van een algemene bouwverordening inzake wegen voor voetgangersverkeer, bedraagt minstens 150 cm.

In afwijking van het eerste lid is een versmalling van een dergelijk looppad toegestaan in de volgende gevallen:

  1. bij een versmalling die zich over hoogstens 120 cm uitstrekt: als ter hoogte van die versmalling een doorgang van minstens 90 cm gegarandeerd wordt;
     
  2. bij een versmalling die zich over meer dan 120 cm uitstrekt: als ter hoogte van die versmalling een doorgang van minstens 120 cm gegarandeerd wordt en minstens elke tien meter, alsook aan het begin en het einde van de versmalling voor een vrije en vlakke draairuimte wordt gezorgd. 

Verduidelijking bij de inhoud van art. 14.

 
 
 

Art. 15

De breedte van een looppad, gemeten tussen onafgewerkte binnenmuren, bedraagt minstens 175 cm, zodat na de afwerking van de wanden en met inbegrip van de ruimte voor plinten en leuningen een vrije en vlakke doorgangsbreedte van minstens 150 cm gegarandeerd wordt.

In de aanvraag kunnen afwijkingen op de ruwbouwmaten worden opgenomen als in het aanvraagdossier gemotiveerd aangetoond wordt dat na de afwerking van de wanden een vrije en vlakke doorgangsbreedte, gemeten tussen de afgewerkte wanden met inbegrip van eventuele leuningen en plinten, van minstens 150 cm gegarandeerd wordt.

In afwijking van lid 1 en 2 is een versmalling van een dergelijk looppad toegestaan in de volgende gevallen:

  1. bij een versmalling die zich over hoogstens 120 cm uitstrekt: als de breedte van het looppad, gemeten tussen de onafgewerkte binnenmuren, minstens 115 cm bedraagt, zodat na afwerking van de wanden en met inbegrip van de ruimte voor plinten steeds een vrije en vlakke doorgangsbreedte van minstens 90 cm gegarandeerd wordt;
     
  2. bij een versmalling die zich over meer dan 120 cm uitstrekt: als de breedte van het looppad, gemeten tussen de onafgewerkte binnenmuren, minstens 145 cm bedraagt, zodat na afwerking van de wanden en met inbegrip van de ruimte voor plinten een vrije en vlakke doorgangsbreedte van minstens 120 cm gegarandeerd wordt. In dit laatste geval moet minstens elke tien meter, alsook aan het begin en het einde van de versmalling, voor een vrije en vlakke draairuimte worden gezorgd.

Verduidelijking bij de inhoud van art. 15.

 
 
 

Art. 16

Een looppad mag alleen hellen in de richting dwars op de normale looprichting om een normale afwatering te verzekeren.

Verduidelijking bij de inhoud van art. 16.

 
 
 

Art. 17

Bij handelingen waarbij brandhaspels, brandblusapparaten of andere uit de wand stekende constructies geïnstalleerd worden, mogen die constructies het ongestoord gebruik van het looppad niet in het gedrang brengen. Hiertoe kunnen die apparaten in een nis ingewerkt worden zodat ze niet buiten het afgewerkte muurvlak uitsteken. 

Verduidelijking bij de inhoud van art. 17.

 
 
 

Ontwerptip

Richtlijnen en aanbevelingen voor ontwerp en uitvoering kan u terugvinden onder '(Loop)routes'.