Verder Bladeren
Naar Top
Terug Bladeren
 
 
 

Verduidelijking bij art. 35

In dit artikel wordt bepaald dat de beoordeling over de toegankelijkheid van aanvragen m.b.t. voorlopig of definitief beschermde monumenten of archeologische monumenten en met betrekking tot percelen die gelegen zijn in voorlopig of definitief beschermde stads- en dorpsgezichten, landschappen, ankerplaatsen of archeologische zones of aanvragen m.b.t. het varend erfgoed, overgelaten wordt aan de entiteit die belast is met taken van beleidsuitvoering inzake onroerend erfgoed.

Of m.a.w., in deze gevallen is het – in afwijking van de gewone werkwijze – niet de stedenbouwkundige ambtenaar die de toegankelijkheid dient te beoordelen. Er wordt in casu een afweging gemaakt tussen de vereisten inzake toegankelijkheid enerzijds en de te behouden erfgoedwaarden anderzijds.

Dit kadert in de prerogatieven van de sector Onroerend Erfgoed, zoals zij uitgewerkt zijn in het ontwerpdecreet “tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijke plannings-, vergunningen- en handhavingsbeleid”, zoals dat thans is voorgelegd aan het Vlaams Parlement.

Vergunningsaanvragen m.b.t. boven opgesomde goederen worden voor advies voorgelegd aan het Agentschap RO-Vlaanderen. Het advies van dit agentschap geeft zo nodig op bindende wijze aan of het vergunningverlenende bestuursorgaan de machtiging in de zin van artikel 11,§4, van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten al dan niet mag verlenen.

In dat advies wordt voortaan in de gevallen waarin er sprake is van een bouw, herbouw, verbouw of uitbreiding ook een “toegankelijkheidstoets” geïntegreerd, onder de voorwaarden van deze stedenbouwkundige verordening. Juridisch gesproken maakt deze toetsing het voorwerp uit van het advies van het agentschap, en niet van voornoemde machtiging.

Volledigheidshalve moet worden aangestipt dat het ontwerpdecreet “tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijke plannings-, vergunningen- en handhavingsbeleid” voorziet in een specifieke meldingsprocedure voor werken betreffende constructies die géén monument zijn doch gelegen zijn binnen een beschermd stad- of dorpsgezicht.

In een aantal gevallen zullen de bij het college van burgemeester en schepenen aangemelde werken niet (meer) worden voorgelegd aan het Agentschap RO-Vlaanderen. Deze “meldingsplichtige” werken zijn echter uitdrukkelijk nooit vergunningsplichtig [1], en worden dus niet gevat door de bepalingen van dit artikel dat immers betrekking heeft op vergunningsaanvragen.



[1] Het gaat om zeer kleine werken, zoals het beschilderen van ongeschilderde elementen of het schilderen in andere kleuren of kleurschakeringen of met een andere verfsoort dan de aanwezige.