Zowel een paskamer als een kleedruimte biedt plaats voor volgende handelingen:
Ruimte om te manoeuvreren
We moeten ons kunnen aan- en uitkleden. Dit betekent dat we ons moeten bukken, buigen, strekken, kapstokken wisselen, enzovoort. Een persoon die gebruik maakt van een hulpmiddel zal extra ruimte nodig hebben om ofwel zijn hulpmiddel een plaatsje te geven, ofwel een extra persoon voor hulp toe te laten in de ruimte. In beide gevallen zal dit extra ruimte vragen.
De mogelijkheid om te kunnen zitten
Zitten bij aan- en uitkleden doen we bijvoorbeeld om ons evenwicht te houden of om gemakkelijker aan onze schoenen te kunnen. Het zitelement kan ook gebruikt worden om onze spullen op te plaatsen.
Voorzie in een aangepaste kleedruimte of paskamer naast het zitelement steeds een vrije ruimte zodat er plaats is om een rolstoel op te stellen, om een kinderwagen te plaatsen of om spullen neer te zetten.
Een zitelement moet niet steeds vast voorzien worden; losstaand kan het indien gewenst verplaatst worden.
Bereikbare hulpmiddelen
In een kleedruimte zijn er kapstokken, haakjes, kastjes of leggers om kleren of spullen op te hangen of te leggen. Voorzie een variatie in hoogte of type afwerking. Zo kan iedereen de voor hem comfortabele hoogte te kiezen. Een beugel bij het zitelement zorgt indien nodig voor steun. De onderzijde van de spiegel moet voldoende laag en de bovenzijde voldoende hoog geplaatst zijn, zodat deze voor iedereen en van op elke gebruikshoogte (zittend of rechtstaand) bruikbaar is.