Verder Bladeren
Naar Top
Terug Bladeren
 
 
 

Materialen en afwerking in een notendop

Aanbevelingen:

 Toegangspaden:

  • Ondergrond:
    • Rolstoelvast, vlak, aaneengesloten en slipvrij
    • Contrasterend uitwerken ten opzichte van de omgeving
    • Duidelijke afbakening van de loopzone
  • Roosteropeningen en sleuven:
    • Steeds te beperken
    • Maximaal 2cm breed
    • Dwars op de looprichting plaatsen
  • Egale, niet verblindende verlichting
  • Aandacht voor natuurlijke en kunstmatige geleiding:
  • Aanvullen met signalisatie en bewegwijzering:

Binnenroutes:

  • Vloerafwerking:
    • Rolstoelvast, vlak, aaneengesloten en stroef
    • Slipvrije in natte ruimten
    • Contrasterend uitwerken ten opzichte van de omgeving
  • Wandafwerking:
    • Spiegelende oppervlakken vermijden
    • Wanden in glas voorzien van contrastmarkeringen
    • Uitstekende wandelementen: maximaal 10cm uit de wand
  • Egale, niet verblindende verlichting
  • Aandacht voor natuurlijke geleiding:
  • Aanvullen met goede signalisatie en bewegwijzering:

Regelgeving:

Art. 13 en 17 van de ‘Stedenbouwkundige Verordening betreffende Toegankelijkheid’ hebben betrekking op materialen en afwerking van (loop)routes.

Lees artikel 13.

Lees artikel 17.

 
 
 

Oppervlakteafwerking van toegangspaden

Looppaden zijn aaneengesloten, slipvrij, stroef en verhard.

Net zoals de bepaling van de vrije breedte is ook de keuze van het materiaal afhankelijk van het gebruik.

De ondergrond van een hoofdroute is voldoende verhard. Materialen als beton, klinkers, asfalt en vlakke sierstenen komen hiervoor in aanmerking.

Voormalige toegang jeugdhuis De Blauwput, verhard toegangspad

Voor secundaire routes en routes in een groene omgeving (bv. wandelpaden) kunnen ook semiverhardingen gebruikt worden, zoals fijnkorrelige dolomiet of verharde aardegronden.

Door hun zachte structuur ontstaan echter sneller putten en oneffenheden. Dergelijke paden vragen meer en regelmatiger onderhoud.

Secundaire looproute uitgewerkt met minder duurzame en rolvaste materialen

Vermijd gras en losliggende kiezels als ondergrond van paden omwille van hun moeilijke beloop- en berijdbaarheid.

 
 
 

Roosteropeningen en sleuven op het pad

Metalen roosters, sleuven en grasdallen vormen een knelpunt in functie van een goede beloopbaarheid.

Ook lijnvormige elementen zoals gleuven, geulen, roosters en smalle groeven vormen een probleem. Optimaal zijn ze niet breder dan 2cm en gelegen buiten de loopzone of dwars op de looprichting, zodat we er niet in blijven haken met hakken, stokken of kleine wieltjes van kinderwagens of trolleys.

Rooster dwars op de route

Worden op de route putdeksels of andere vergelijkbare elementen ingewerkt, zorg dan steeds voor een goede aansluiting met de omliggende oppervlakteafwerking. Vaak ontstaan op dergelijk plaatsen putten of oneffenheden. Plaats ze zoveel als mogelijk buiten of aan de rand van de looproute.

 
 
 

Aanvullende detailafwerking van toegangspaden

Een goede verlichting draagt bij aan de herkenbaarheid van de toegangspaden, aan de zichtbaarheid van obstakels en aan een goede oriëntatie ’s avonds.

Zorg voor extra accentverlichting aan of kortbij de toegang tot een gebouw, ter hoogte van zitbanken, kruisende routes, moeilijke knooppunten op de route, niveauverschillen en andere obstakels.

Ook duidelijke bewegwijzering, indien nodig voorzien van accentverlichting, is een must met het oog op optimale signalisatie en een goede oriëntatie.            

Lees de aanbevelingen voor signalisatie.

 
 
 

Zitelement bij toegangspaden

Op plaatsen waar men bijvoorbeeld moet wachten tot men opgehaald wordt of tot de diensten opengaan voor het publiek is een zitelement op de route aangewezen. Dit komt vaak voor bij sporthallen, gemeentehuizen, enzovoort.

Rustpunten met een zitgelegenheid (bank, picknicktafel,…) staan op een goede ondergrond en hebben een naastgelegen of geïntegreerde vrije zone van minimum 90x120cm, zodat er ruimte is voor een rolstoelgebruiker, een kinderwagen of boodschappentassen. Ook assistentiehonden kunnen op deze manier veilig plaatsnemen zonder dat ze de looproute hinderen.

 
 
 

Vloerafwerking van binnenroutes

Net zoals voor het bepalen van de vrije breedte i.f.v. het circuleren, is ook de materiaalkeuze afhankelijk van het gebruik van een ruimte of gebouwzone.

In binnenruimten staat ook de onderhoudsvriendelijkheid van de (vloer)materialen voorop. De materiaalkeuze in een binnenruimte heeft namelijk een grotere invloed op het welzijn van een gebruiker dan in buitenruimten. Het gaat dan niet enkel om het visueel en akoestisch comfort. Ook de invloed van materialen op gezondheidsproblemen zoals astma en allergieën is sterker aanwezig in binnenruimten.

Binnenvloerafwerking voldoende rolvast en onderhoudsvriendelijk

Een aantal algemene principes voor het gebruik van vloermaterialen zijn:

  • De ondergrond is altijd aaneengesloten, slipvrij, stroef en verhard.
  • Zorg voor continuïteit in de gebruikte materialen. Verschillende materialen sluiten goed op elkaar aan. Het verkleint de kans op struikelen of uitglijden.
  • Steenachtige materialen en houten vloerbekledingen dragen in veel gevallen de voorkeur. Ze zijn minder onderhevig aan slijtage en duurzamer in gebruik en onderhoud.
  • Voor vloeren in natte ruimten opteer je het best voor materialen die voldoende antislip en stroef zijn.
  • Bij het gebruik van vloermatten of tapijten is een juiste keuze belangrijk. De structuur van deze materialen hebben namelijk een invloed op hoe een rolstoelgebruiker kan navigeren (vb schuin rijden i.p.v. recht omdat de wielen wegzakken in het materiaal). Kies  voor een type met een minimale rolweerstand en aanloopweerstand (kracht nodig om te starten met bewegen). Dit zijn bijvoorbeeld tapijten in synthetisch materiaal met een lage lussenpool en zonder ondertapijt (vb naaldvilt).
 
 
 

Wandafwerking van binnenroutes

Uitstekende elementen (uit wanden) of andere obstakels moeten vermeden worden. Deze worden best ingewerkt of tenminste aangekondigd of aangeduid met een contrasterende kleur.

Hangende elementen die niet voelbaar zijn op vloerniveau (bv. brandhaspels, wandkasten, tabletten,…) vormen een knelpunt voor personen met een visuele handicap. Verwerk dergelijke elementen ofwel volledig in een nis, of trek ze door tot op vloerniveau zodat ze traceerbaar zijn.

Technieken, radiators en kasten kunnen de vrije loopzone beperken. Deze elementen moeten mee in rekening genomen worden met het oog op de beschikbare vrije doorgang, zeker als ze bij deuren of toegangen gelegen zijn.

Toestellen en kasten steken maximaal 10cm uit de wand. Dit vormt bij een normaal gebruik geen obstakel vormt. De minimale vrije doorgangsbreedte moet echter gerespecteerd worden.

Rusthuis Libertyt - goed opgevangen brandblusinstallatie in de wand

Spiegelende of sterk reflecterende oppervlakken worden vermeden. Op glazen wanden dienen contrastmarkeringen aangebracht te worden, zodat zij zichtbaar en herkenbaar zijn. Contrastmarkeringen worden best aangebracht op drie niveaus (ooghoogte, heuphoogte en vloerniveau) en steeds over de volledige breedte van de wand.

 
 
 

Aanvullende detailafwerking

Bedieningselementen zoals knoppen, bellen en schakelaars worden zo opgesteld dat ze bruikbaar zijn voor iedereen.

Verlichting van (gesloten) gangen is zeer belangrijk voor een goede oriëntatie. Men opteert best voor een goede, niet verblindende en egale verlichting.

Verlichting van de looproute

Duidelijke bewegwijzering moet voorzien worden. Men kan ook kleuren gebruiken voor de oriëntatie naar belangrijke functies zoals de lift, de balie of verder gelegen kantoren.

Lees de aanbevelingen voor bedieningselementen.

Lees de aanbevelingen voor signalisatie.

 
 
 

Materialen en afwerking in beeld